27

Dans te contexte mouvementé des deux années qui précédèrent ta Révolution belge, du pétitionnement de 1828-29, des nombreux procès de presse qui exacerbaient t’opinion libérale, de t’opposition endémique du clergé à ta politique scolaire du roi Guillaume Ier, le mandement de carême des vicaires-généraux gantois, publié en février 1829, ne manquait ni d’arrière-pensée ni d’impact politiques en s’en prenant directement aux doctrines d’un professeur de l’Université d’Etat à Gand. J.J. Haus, le futur pénaliste de renom, dont le traité de droit naturel était dénoncé par l’autorité ecclésiastique, eut à ce sujet un échange de correspondance avec un jeune clerc récemment ordonné, Désiré De Haerne, lui aussi promis à un avenir brillant : l’abbé De Haerne serait en effet élu au Congrès national et par la suite très longtemps député à la Chambre des représentants.De cette correspondance, qui d’une part permet à Haus de clarifier sa pensée, il ressort d’autre part que la critique des vicaires-généraux à l’adresse de Haus se fondait sur autre chose qu’un prétexte politique et qu’une lecture trop rapide de son traité, comme le laissait entendre la polémique qui entoura la question, à savoir une conception différente des sources et de la spécificité du droit naturel.

In the troubled context of the last two years prior to the Belgian revolution, of the petition movement of 1828-29, of the numerous press suits that exacerbated liberal opinion, of the endemic opposition of clergy to the educational policy of King William I, the Lenten Pastoral Letter of the vicars-general of Ghent, published in February 1929, did not lack overtones or political impact as it directly criticized the doctrines of a professor of the State University of Ghent. J.J. Haus, the future well-known penologist, whose treatise on natural law was denounced by the ecclesiastical authorities, exchanged letters on the issue with a young newly ordained priest, Désiré De Haerne, who himself to enjoy a brilliant career : “De Haerne would later be elected to National Congress and thereafter sit for a very long time at the Chamber of Deputies.Fromttheir correspondance, which enables Haus to clarify his thoughts, it emerges that the criticism of Haus by the vicars- general was founded on something other than a political pretext and a too casual reading of the treatise, as was suggested by the controversy that surrounded the question, viz. a different conception of the sources and specificness of natural law.

In de bewogen kontekst van de twee jaren die de Belgische Onwenteling voorafingen, van het petitionnement van 1828-29, van de talrijke pers-processen die de liberalen ergerden, van het schoolbeleid van Honing Willem I en van de langdurige oppositie van de klerus ertegen, ontbrak het aan het in februari 1829 gepubliceerde bevelschrift van de Gentse Commissarissen-Generaal niet aan politieke bijbedoeling of uitwerking, doordat het rechtstreeks de leer van een hoogleraar aan de R.U.G. aanviel, J. J. Haus, de toekomstige befaamde strafzakenspecialist, wiens handboek voor natuurrecht door de klerikale overheid aan de kaak werd gesteld, wisselde daarover brieven met een jonge, pas geordineerde geestelijke, D. De Haerne die ook een shitterende toekomst tegemoetging : later zou hij inderdaad als Congreslid verkozen worden en nadien jarenlang Kamerlid blijven.Die briefwisseling licht de gedachtenwereld van De Haerne toe : daaruit blijkt daarenboven dat de kritiek die de Commissarissen-Generaal aan De Haerne richten op andere gegevens dan politieke voorwendsels of op een te oppervlakkige lektuur van zijn handboek berust, zoals al te vaak uit de polemiek rond die vraag gekonkludeerd : het gaat hier namelijk om een verschillende opvatting over bronnen en over de specificiteit van het naturrecht.